FR NL
HOOFDSTUK III.- UITKERINGEN
Afdeling I.- Primaire ongeschiktheidsuitkering
![]() ![]() ![]() ![]() | Art. 87. | |
![]() ![]() ![]() ![]() |
01/01/2003
-25/10/2017 | Onverminderd het bepaalde in artikel 97, ontvangt de in artikel 86, § 1, bedoelde gerechtigde die arbeidsongeschikt is als omschreven in artikel 100, over elke werkdag van een éénjarig tijdvak ingaande op de aanvangsdag van zijn arbeidsongeschiktheid, of over elke dag van datzelfde tijdvak die wordt gelijkgesteld met een werkdag door een verordening van het Beheerscomité van de Dienst voor uitkeringen, een uitkering "primaire ongeschiktheidsuitkering" genoemd welke niet lager mag zijn dan 55 pct. van het gederfde loon; het loon dat in aanmerking wordt genomen, mag niet hoger zijn dan het bedrag dat door de Koning wordt vastgesteld; dit maximum is eveneens van toepassing wanneer de gerechtigde bij meer dan één werkgever tewerkgesteld is. Het gederfde loon wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 juni 2001 waarin, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, het uniform begrip "gemiddeld dagloon" wordt vastgesteld en sommige wettelijke bepalingen in overeenstemming worden gebracht, en krachtens de nadere berekeningsregels zoals bepaald door de in artikel 80, 5° bedoelde verordening. |
![]() ![]() ![]() ![]() | 15/11/1996 | Nochtans mag tijdens de eerste dertig dagen van de arbeidsongeschiktheid de hoegrootheid van de uitkering voor alle gerechtigden niet lager zijn dan 60 pct. van het gederfde loon; vanaf de éénendertigste dag mag de hoegrootheid van de uitkering niet lager zijn dan 60 pct. van hetzelfde loon voor de gerechtigden die personen ten laste hebben of die de voorwaarden vervullen van verlies van enig inkomen overeenkomstig artikel 93. |
![]() ![]() ![]() ![]() |
09/01/2006
-31/12/2014 | Voor de in artikel 86, § 1, 1°, c), bedoelde gerechtigden, alsmede voor de gerechtigden die voormelde hoedanigheid behouden krachtens artikel 131, is het bedrag van de primaire ongeschiktheidsuitkering gelijk aan het bedrag van de werkloosheidsuitkering waarop zij aanspraak zouden hebben indien ze zich niet in staat van arbeidsongeschiktheid bevonden, gedurende een door de Koning te bepalen tijdvak; deze bepaling is niet van toepassing op de tijdelijke werklozen en de werklozen die door de Koning met een tijdelijke werkloze worden gelijkgesteld. De Koning kan de toepassing van deze maatregel uitbreiden tot de voormelde gerechtigden die de hoedanigheid van gerechtigde, bedoeld in artikel 86, § 1, 1°, a), verworven hebben sedert minder dan één maand bij de aanvang van hun arbeidsongeschiktheid. |
![]() ![]() ![]() ![]() | 15/11/1996 | Indien de gerechtigde niet langer in staat van primaire arbeidsongeschiktheid is als bedoeld in artikel 100, over een tijdvak dat minder dan veertien dagen telt, onderbreekt dat tijdvak waarover geen primaire ongeschiktheidsuitkering wordt betaald, de loop van het tijdvak van primaire ongeschiktheid niet. |
![]() ![]() ![]() ![]() | 15/11/1996 | De in de artikelen 114 en 114bis bedoelde tijdvakken van moederschapsbescherming die vallen in de loop van een tijdvak van primaire ongeschiktheid, schorsen het laatstgenoemde tijdvak. |
![]() ![]() ![]() ![]() | 15/11/1996 | Voor de gerechtigden die aanspraak hebben op het aan de mijnwerkers en de ermede gelijkgestelden toegekende invaliditeitspensioen, loopt het recht op primaire ongeschiktheidsuitkeringen af op het einde van de zesde maand arbeidsongeschiktheid. Evenwel worden de rechten van deze werknemers over de eerste zes maanden die op het hiervoren bepaalde tijdvak volgen, door de Koning vastgesteld. De Koning bepaalt eveneens de modaliteiten volgens welke de zesde maand van de arbeidsongeschiktheid wordt verlengd of ingekort tot op het einde van een kalendermaand. |
![]() ![]() ![]() |
01/01/2003
-31/12/2006 | De koning bepaalt de hoegrootheid van de primaire ongeschiktheidsuitkering. Hij bepaalt eveneens het minimumbedrag van de uitkering die toegekend kan worden aan de verschillende categorieën van gerechtigden bepaald overeenkomstig de artikelen 93 en 93bis, alsmede de toekenningsvoorwaarden waarin begrepen het tijdstip vanaf wanneer voormeld minimumbedrag kan worden toegekend. |