De reder, die de bijdragen niet betaalt binnen de termijnen voorzien in artikel 16 van het koninklijk besluit van 24 oktober 1936 houdende wijziging en samenordening van de statuten van de Hulp- en voorzorgskas voor zeevarenden, is de wettelijke verwijlintrest verschuldigd, zoals bepaald bij artikel 2 van de wet van 5 mei 1865 betreffende de lening tegen intrest en dit vanaf het verstrijken van deze termijnen tot op de dag waarop de betaling geschiedt.