FR NL
Toelating om tijdens de ongeschiktheid een activiteit te hervatten
De gerechtigde die uitkeringen ontvangt, kan overeenkomstig artikel 230 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996, van de adviserend arts van zijn verzekeringsinstelling de toestemming verkrijgen om een met zijn gezondheidstoestand verenigbare activiteit te hervatten.
Opgeheven door: Verord. 19-9-12 - B.S. 17-5-13 - ed. 2 - art. 1 (vroeger 2de lid)
Opgeheven door Verord. 19-9-12 - B.S. 17-5-13 - ed. 2 - art. 1 (vroeger 3de lid)
De adviserend arts moet de graad van ongeschiktheid van die gerechtigde controleren op grond van een geneeskundig onderzoek dat ten minste eens om de zes maanden wordt verricht, tenzij de elementen aanwezig in het medisch dossier een onderzoek op een latere datum verantwoorden.
Deze bepaling geldt zowel voor het tijdvak van primaire ongeschiktheid als voor het tijdvak van invaliditeit.
De door de gerechtigde uitgeoefende beroepsactiviteit in het kader van een revalidatie goedgekeurd door het College van geneesheren-directeurs of in het kader van een beroepsherscholing, goedgekeurd door de Hoge Commissie van de Geneeskundige Raad voor Invaliditeit wordt gelijkgesteld met een door de adviserend arts toegelaten arbeid.
Met arbeid, verricht met toestemming van de adviserend arts, wordt eveneens gelijkgesteld de beroepsactiviteit die de gerechtigde uitoefent in het raam van artikel 23 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.
Einde van de ongeschiktheid
FR NL [Affichage standard]