FR NL
![]() ![]() ![]() ![]() | Art. 4. | |
![]() ![]() ![]() ![]() | 03/12/1966 | De in artikel 2 bedoelde ambtenaar die vóór 1 september 1963 geslaagd is voor het voorgeschreven examen over de voldoende kennis of over de elementaire kennis van de tweede taal, behoudt het voordeel dat aan het slagen voor dat examen verbonden was met het oog op een benoeming of bevordering, in de in artikel 2 vermelde diensten: |
![]() ![]() ![]() ![]() | 03/12/1966 | in een betrekking waarvan de titularis omgang heeft met het publiek; |
![]() ![]() ![]() ![]() | 03/12/1966 | of in een betrekking waarvan de titularis, tegenover de overheid waaronder hij ressorteert, verantwoordelijk is voor het behoud van de eenheid in de rechtspraak of in het beheer van de dienst waarvan de hoge leiding hem is toevertrouwd; |
![]() ![]() ![]() ![]() | 03/12/1966 | dit alles volgens het onderscheid gemaakt in artikel 21, § 4 en § 5, van de gecoördineerde wetten. |
![]() ![]() ![]() ![]() | 03/12/1966 | Het voordeel van het eerste lid wordt ook verleend aan de in artikel 2 bedoelde ambtenaar wiens kennis van de tweede taal, met het oog op het uitoefenen van een ambt waarin hij omgang heeft met het publiek, regelmatig is vastgesteld door de overheid die hem heeft benoemd in een dienst waarvoor een speciale regeling geldt. |
HOOFDSTUK II - GEMEENTELIJKE DIENSTEN