Op de artikelen 1 tot 6, 9, 18 en 21 na, treden de bepalingen van deze wet voor ieder van de in artikel 1 genoemde instellingen in werking op de door de Koning te bepalen datum.
01/01/2005
De Koning kan in de wets- en verordeningsbepalingen tot vaststelling van het statuut der aan deze wet onderworpen instellingen de nodige wijzigingen aanbrengen om ze met deze wet te doen overeenstemmen en om eenheid in de terminologie te verzekeren. Hij stelt in een uitdrukkelijke bepaling de opheffingen vast die het gevolg zijn van deze wet.