14 Conclusie
Concluderend formuleerden we een antwoord op de vier doelstellingen van deze audit.
14.1 Zicht krijgen op de huidige praktijk rond dialysezorg in België
De huidige praktijk rond dialysezorg in België wordt, zoals elders, gedomineerd door de klassieke hemodialysebehandeling in het ziekenhuis of in een CAD (dat zich meestal ook bevindt in een ziekenhuis). Het aantal patiënten dat thuisdialyse krijgt blijft reeds jaren nagenoeg gelijk. In 1 op 6 van de erkende dialysecentra die we ter plaatsen hebben geaudit zagen we dat ze zelf geen peritoneaal dialyse aanboden. Dit betreft nochtans een essentieel element van de wettelijke erkenningsnormen voor een centrum, vastgelegd in het K.B. van 27 november 1996. Het aantal transplantaties is reeds erg hoog, maar vergeleken met Nederland kan dit nog verder stijgen op voorwaarde dat de levende donatie op een vergelijkbaar niveau komt.
14.2 Nagaan in hoeverre het overheidsbeleid de evolutie naar meer patiënt georiënteerde zorg gefaciliteerd heeft
In het overheidsbeleid werden sinds het KCE rapport 124 uit 2010 verschillende initiatieven genomen om de evolutie naar meer patiënt georiënteerde zorg te faciliteren. Daarbij was de RIZIV-conventie van 2016 de belangrijkste. Dit heeft geleid tot meer patiënten in een CAD (als vorm van “low care” dialyse), wat gunstiger is voor het budget. Het heeft echter niet geleid tot het vooropgestelde doel van meer patiëntgeoriënteerde zorg waarbij de patiënt op basis van een gedegen voorlichting vrij kan kiezen tussen alle dialysevormen die medisch mogelijk zijn voor zijn situatie. Een belangrijk element om dit te realiseren is een goed uitgewerkt, gedocumenteerd en geïmplementeerd pre-dialysepad in elk dialysecentrum. Dergelijk pad is echter noch naar organisatiewijze, noch naar inhoudelijke elementen gedefinieerd. Het overgrote deel van de centra had wel verschillende elementen van zo’n pad reeds ingevoerd, doch vaak ontbrak er een gestandaardiseerde werkwijze voor het inschatten van levenskwaliteit en prognose. Ook het opstellen van een zorgplan was absoluut geen veralgemeend gegeven.
14.3 Nagaan in welke mate publiek beschikbare internationale richtlijnen m.b.t. dialysezorg worden toegepast
Kijken we naar de mate waarin publiek beschikbare internationale richtlijnen m.b.t. dialysezorg worden toegepast, dan is de eerste bevinding dat er nog steeds geen richting wordt aangegeven. Noch door de overheid, noch door de beroepsverenigingen worden er (inter)nationale richtlijnen als leidinggevend erkend voor ons land. Dit was nochtans één van de belangrijkste aanbevelingen uit het KCE rapport van 2010: “In België zouden klinische richtlijnen moeten worden ontwikkeld om de besluitvorming, inclusief het betrekken van de patiënt in het proces, te verbeteren omtrent: het starten met een dialysebehandeling, de identificatie van indicaties en contra-indicaties voor specifieke dialysevormen, pre-dialyse vorming en counseling van de patiënt en de uiteindelijk keuze van dialysevorm.” Zo moesten we zelf op zoek naar een consensus tussen de experten over de berekeningswijze van de “estimated Glomerular Filtration Rate”, welke zorgaspecten als key performance indicatoren (KPI) zouden kunnen dienen etc.
Over het algemeen waren de meeste zorgaspecten wel in lijn met de toonaangevende KDIGO richtlijnen. Belangrijke uitzonderingen in enkele centra nuanceren echter de voorgaande positieve vaststelling; zo waren er centra zonder mogelijkheid om een AV-fistel aan te leggen, zonder diëtist, zonder complicatieregister of verbetercyclus, zonder peritoneaal dialyse aanbod en zonder thuishemodialyse aanbod.
14.4 Formuleren van verbetermogelijkheden m.b.t. dialysezorg inzake kwaliteit en doelmatigheid
Wat betreft de verbetermogelijkheden inzake kwaliteit en doelmatigheid blijven nog heel wat aanbevelingen van het KCE rapport van 2010 geheel of gedeeltelijk actueel Organisatie en financiering van chronische dialyse in België (pagina xii). We formuleerden 30 aanbevelingen ter verdere verbetering van de behandeling van eindstadium chronisch nierfalen in Hoofdstuk 15.