1  Inleiding

1.1 Aanleiding tot de audit Hip Replacement

Volgens Health at a Glance 2021 van de OECD heeft België één van de hoogste percentages heupvervangende operaties (283 per 100.000 inwoners, tegenover een gemiddelde van 174 per 100.000 inwoners voor de 36 OECD-landen). Hiermee staat België op de vierde plaats na Zwitserland, Duitsland en Oostenrijk. Van de ons omringende buurlanden staat Frankrijk op de 7de plaats, Nederland op de 10de, Groot Hertogdom Luxemburg op de 11de en Engeland op de 18de (met respectievelijk 252, 222, 219 en 182 heupvervangende operaties per 100.000 inwoners).

De cijfers van de Technische Cel tonen een stijging van 7,7 % van de APR-DRG 301 verblijven (vervanging van heupgewricht) tussen 2016 en 2019. In 2020, tijdens de COVID pandemie, verminderde dit aantal verblijven met 16 %. De cijfers in het Orthopride register bevestigen deze evolutie met een stijging tot 34103 verblijven in 2019 en een afname tot 28592 verblijven in 2020.

De twee belangrijkste indicaties voor het uitvoeren van heupvervangende ingrepen zijn artrose en femurhalsfractuur. Samen zorgden ze in 2019 voor 91 % van de heupvervangende ingrepen in België, met 67.1 % prothesen voor artrose en 23,9 % voor fractuur. De incidentie van deze twee pathologieën stijgt met de leeftijd. In 2019 waren de patiënten 70 jaar of ouder in 55.2 % van de verblijven (Orthopride 2019).

Een geschatte jaarlijkse groei van 1,2 % van het aantal heupvervangende ingrepen zal het aantal ingrepen in de OECD landen verder doen toenemen tot 2,8 miljoen in 2050 (gemiddeld 275 heupvervangende ingrepen/100000 inwoners).

Het percentage heupvervangende ingrepen ligt in België al hoger dan in onze buurlanden, met uitzondering van Duitsland. Door de toenemende vergrijzing zal de incidentie van de indicaties tot het uitvoeren van deze ingrepen verder toenemen.

1.2 Administratieve flow

Er is een groeiende vraag, vanuit de gezondheidssector, naar gecentraliseerde informatieregisters om gegevens te registreren, te valideren en te gebruiken (bijvoorbeeld voor statistische doeleinden).

In 2009 is ORTHOpride “ORTHOpedic Prosthesis Identification Data” opgericht. Deze elektronische toepassing liet aan de chirurgen-orthopedisten en hun administratief personeel toe de gegevens over de plaatsing van heup- of knieprothesen te registreren en te consulteren. Het doel van dit Belgisch register van knie- en heupprothesen was:

  1. gegevens verzamelen om professionelen toe te laten de kwaliteit van de zorgen bij plaatsing van knie- en heupprothesen te onderzoeken
  2. informatie geven over het type van de prothese die bij een patiënt geplaatst is. Dit kan nuttig zijn om bij een gedeeltelijke revisie compatibele onderdelen te bestellen
  3. de levensduur van prothesen bepalen.

Sinds 2011 verschijnt jaarlijks het rapport ORTHOpride van het Belgian National Arthroplasty Register met de analyse van de gegevens over de knie- en heupprothesen.

Het terugbetalingssysteem voor implantaten en invasieve medische hulpmiddelen, is hervormd op 1 juli 2014. Sinds die datum is registratie van heup- en knieprothesen verplicht om terugbetaling te krijgen. Het RIZIV voorziet sinds 2018 een forfaitaire terugbetaling van heupprothesen. Het verbindt hieraan voorwaarden waaronder het registreren van de implantaten in Orthopride.

Hiertoe ontwikkelde men sIMPL. Dit is een database over de implantaten en invasieve medische hulpmiddelen (IMH) die vergoedbaar zijn door de ziekteverzekering (verzekering voor geneeskundige verzorging). Gekoppeld aan een zoekmotor, laat de database toe om de lijstnummers van de verstrekkingen en hun omschrijvingen te combineren met de vergoedingsbasis, de vergoedingscategorie, de vergoedingsvoorwaarden enz. In deze database kan men zoeken aan de hand van de lijst van de verstrekkingen of aan de hand van de nominatieve lijst van de implantaten.

Nadat het ziekenhuis de gegevens heeft ingegeven, zijn (een deel van) deze gegevens beschikbaar voor drie overheidsinstellingen namelijk de FOD Volksgezondheid, het RIZIV en het FAGG. De studie van de kwaliteit van deze gegevensstroom maakt ook deel uit van de audit.

1.3 Keuze van de prothese

Het wrijvingskoppel van de prothese

Chirurgen gebruiken verschillende soorten prothesen. Het wrijvingskoppel, gevormd door prothesekop en artificiële kom van het heupbeen, kan verschillen. De vier gebruikte vormen zijn:

  • keramiek-polyethyleen CoP
  • keramiek- keramiek CoC
  • metaal-polyethyleen MoP
  • metaal-metaal MoM

De leeftijd van de patiënt, het fysieke activiteitsniveau en de kostenefficiëntie spelen een rol in de keuze van de prothese. Voor primaire totale heupprothesen gebruiken Belgische orthopedische chirurgen meestal de keramische component (kop en/of cup), in tegenstelling tot in andere landen.

Het gebruik van het wrijvingskoppel keramiek-polyethyleen CoP varieert van 33 % in Frankrijk, 42 % in Groot-Brittannië, 68,6 % in Nederland tot 75,2 % in Zwitserland in 2021 (Lübbeke e.a. 2018). De meest recente gegevens voor België vermelden 39,9 % CoP in 2020 (Orthopride)

Belgische orthopedische chirurgen gebruiken vaker het wrijvingskoppel keramiek-keramiek als ze een totale heupprothese plaatsen (55,4 % in 2020) dan chirurgen in Frankrijk (28 %), in Groot-Brittannië (5 %), in Nederland (4,7 %) en in Zwitserland (14,1 %).

1.3.1 Bevestiging van het implantaat

De voor- en nadelen van het gebruiken van cement bij het plaatsen van een totale of een femorale prothese zijn gekend. België is één van de Europese landen waarin de chirurgen het vaakst de niet gecementeerde fixatie gebruiken. De meest recente gegevens bevestigen deze tendens.

Het niet gecementeerd bevestigen van de cup en de steel is vermeld in 79 % in Frankrijk, 36 % in Groot-Brittannië, 69,1 % in Nederland tot 87,2 % in Zwitserland in 2021 (Lübbeke e.a. 2018), volgens de nationale registers in 2021. De meest recente gegevens voor België vermelden 86,6 % niet gecementeerd bevestigen van cup en steel in 2020 (Orthopride)

Audit ziekenhuizen wil met deze audit de keuze van het wrijvingskoppel en de fixatiewijze verder analyseren.

1.4 Tijdsinterval tussen de opname en de ingreep bij femurhalsfracturen

De morbiditeit na een femurfractuur is belangrijk. De mortaliteit voor de geriatrische patiënt is 20 tot 24 % na 1 jaar (Forni e.a. 2016).

Meer dan 48 uur tijd tussen de opname omwille van een femurfractuur en de ingreep beïnvloedt deze mortaliteit het meest.

De richtlijnen van NICE 2011 en van de AAOS 2021 raden aan om een fractuur binnen de 24 tot 48 uur na de opname te opereren.

In 2021, volgens de laatste beschikbare gegevens voor België via OECD.Stat, werd 90,6 % van de patiënten geopereerd binnen 2 kalenderdagen na opname in het ziekenhuis met een fractuur. Daarmee staat België op de 10e plaats van 23 andere landen. Deze positie is al 10 jaar niet veranderd.

1.5 Laagvariabele zorg en ICD-10-BE codering

Audit ziekenhuizen volgt ook de verblijven LaagVariabele Zorg (LVZ) op. Sinds de introductie van de LVZ in januari 2019 valt de terugbetaling van bepaalde heupvervangende ingrepen met ernstgraad SOI 1 en 2 in klassiek ziekenhuisverblijf hieronder.

Tijdens de audit ter plaatse in de geselecteerde ziekenhuizen, bestuderen we enkele dossiers ter verificatie van de ICD-10-BE codering.

1.6 Objectieven van de audit

1.6.1 De evolutie van heupvervangende ingrepen in België opvolgen

We gebruiken de gekoppelde gegevens om op een objectieve manier de kwaliteit en de efficiëntie van de zorgen in het kader van heupvervangende ingrepen in de Belgische ziekenhuizen te onderzoeken.

Voor de ziekenhuiskarakteristieken willen we specifiek kijken naar:

  • de preoperatieve zorg (wachttijden, educatie, anesthesie, enz.)
  • de organisatie van de dienst orthopedie,
  • de zorgpaden voor de patiënten met de indicatie arthose en fractuur,
  • het ziekenhuisbeleid voor antibioticaprophylaxie, thromboprophylaxie en patient blood management (PBM),
  • het gebruik van G-bedden,
  • de implantaten: de criteria die de keuze voor een bepaald wrijvingskoppel en een fixatiemethode bepalen en de administratieve flow om tussenkomst voor de prothese te verkrijgen,
  • de zorg voor een patiëntendoelgroep met bijzondere noden (geriatrische populatie),
  • de follow up na het verlaten van het ziekenhuis: nazorg en arbeidsongeschiktheid voor de actieve patiënt,
  • de socio-economische gegevens.

1.6.2 In kaart brengen van relevante kwaliteitsindicatoren

Op basis van de beschikbare literatuur, de analyses van de gegevens, de samenwerking met deskundigen en de resultaten van de praktijkbevragingen formuleren wij verbeterpunten en goede praktijken. We willen zo initiatieven voor kwaliteitsverbetering stimuleren.

In deze context proberen wij indicatoren te identificeren die een beeld geven van de kwaliteit van de zorg voor heupprothesen.

1.6.3 Verificatie van de gegevens

Een goed gestructureerd en correct ingevuld (elektronisch) patiëntendossier (EPD) bevordert de kwaliteit en de continuïteit van de zorg. Het patiëntendossier vormt ook de basis voor de juiste registratie van de MZG en een correcte facturering.

Het doel van onze audit is informatie inwinnen over de procedures die in ziekenhuizen op dit gebied bestaan. Hiervoor bestuderen we de registratie van enkele MZG gegevens met inbegrip van de registratie van ICD-10-BE codes in de dossiers van de geselecteerde verblijven.