33  Discussie

33.1 Verpleegkundige gegevens

De geauditeerde verpleegkundige gegevens van 2019 werden geregistreerd in overeenstemming met versie 2.1 van de codeerhandleiding. Bij de audit ter plaatse hebben we, op basis van de geregistreerde gegevens, de kwaliteit van de informatie in het patiëntendossier getoetst.

33.1.1 VG-MZG item Z300: multidisciplinair overleg intramuros

In 20 % van de geauditeerde dossiers wordt dit item geregistreerd en voldoet het in 13% aan de registratievoorwaarden en in 7 % voldoet het niet aan de registratievoorwaarden. Dit item wordt minder geregistreerd dan verwacht. In een aantal geauditeerde ziekenhuizen doet men bedside briefing omwille van een betere patiëntenparticipatie. Echter voldoet dit niet aan de voorwaarden om van een multidisciplinair overleg te kunnen spreken waar minstens 3 disciplines aanwezig dienen te zijn waaronder een verpleegkundige.

33.1.2 VG-MZG item Z400: overleg met andere instellingen extramuros

In 4% van de geauditeerde dossiers wordt dit item geregistreerd. Er wordt niet voldaan aan de registratievoorwaarden om dit item correct te registeren. In de meeste ziekenhuizen is de sociale dienst verantwoordelijk voor de contacten met externe diensten waardoor dit item zeer weinig geregistreerd wordt.

33.1.3 VG-MZG item V100: decubituspreventie: gebruik van dynamische antidecubitusmaterialen

Alle ziekenhuizen hebben een gevalideerd meetinstrument gebruikt voor het risico om decubitus op te sporen. De coderingsvoorwaarden voor dit item worden correct toegepast.

33.1.4 VG-MZG item Z 100: evaluatie functioneel, mentaal, psychosociaal

Alle ziekenhuizen hebben een gevalideerd meetinstrument gebruikt voor het functioneel, mentaal en psychosociaal welzijn van de patiënt te evalueren. De coderingsvoorwaarden voor dit item worden correct toegepast.

33.1.5 VG-MZG item S 200: Educatie met betrekking tot een heelkundige ingreep

49,6 % van de patiënten die een geplande ingreep ondergingen kregen preoperatieve patiënteneducatie. In 40,6 % van de 49.6 % voldoet de registratie van de dit item niet aan de registratievoorwaarden.

33.2 Literatuuronderzoek versus vaststelling tijdens audit ter plaatse

Uit de literatuurstudie blijkt dat preoperatieve educatie bij het plaatsen van een totale heupprothese belangrijk is om de patiënt zo goed mogelijk in te lichten over: de te verwachten resultaten, gevolgen, complicaties, voor- en nadelen van de ingreep. De kennis en het inzicht van de patiënt stijgt en angst, onzekerheid, stress en vragen nemen af. Het inzicht kan nuttig zijn bij het postoperatieve herstel en revalidatieproces [Gammon en Mulholland (1996)](Johansson e.a. 2005)(Lepczyk, Raleigh, en Rowley 1990)

In alle geauditeerde ziekenhuizen wordt de patiënt geïnformeerd, zowel voor een geplande totale heupprothese als voor een niet geplande ingreep. Of de informatie gestructureerd is en er sprake is van preoperatieve patiënteneducatie kan enkel onderzocht worden aan de hand van de VG-MZG registratie. We merken op dat patiënten die een geplande ingreep voor een totale heupprothese ondergaan in de weken vooraf aan de ingreep een traject volgen, al of niet individueel of in groep, al of niet enkel bij de orthopedisch chirurg of via multidisciplinaire sessie.

Een aantal studies toonden aan dat er een positief effect is van preoperatieve educatie op postoperatieve pijn. Een preoperatieve verpleegkundige pijninterventie heeft een positief effect op de postoperatieve pijn, de houding t.a.v. pijn en angst m.b.t. pijn bij patiënten die een chirurgische ingreep ondergaan. Een studie toonde aan dat preoperatieve informatie een positief effect heeft op de houding van patiënten t.a.v. pijn. Preoperatieve educatie kan postoperatieve pijn verminderen, de vraag naar postoperatieve analgetica kan dalen, de verblijfsduur in het ziekenhuis kan verkorten, het angstniveau kan dalen. Er zijn echter ook studies, die geen bewijs konden vinden voor het positief effect van preoperatieve patiënteneducatie op postoperatieve pijn maar wel op het verlagen van de angst [McDonald e.a. (2014)](Hall 2000).

Postoperatief pijnmanagement is een aandachtspunt bij patiënten die een ingreep ondergaan voor een totale heupprothese. De VAS en NRS worden het meest gebruikt om de pijnintensiteit van de patiënt te meten en kan als parameter worden gebruikt om de doeltreffendheid van de pijnbestrijding na te gaan.

In de geauditeerde ziekenhuizen waar een verpleegkundige deel uitmaakte van het auditteam werd de pijnscore nagegaan op d1 - d2 - d3 - d4 postoperatief bij zowel patiënten die preoperatieve patiënteneducatie kregen als patiënten die geen preoperatieve educatie kregen. Er werd telkens de hoogste pijnscore van de dag genoteerd. De preoperatieve patiënteneducatie waar hier sprake van is gaat over het VG-MZG item S200 welke enkel kan geregistreerd worden wanneer de patiënt reeds in het ziekenhuis verblijft.

Zoals reeds vermeld krijgen alle patiënten informatie omtrent de ingreep, dikwijls in de weken voorafgaand maar dit kan echter binnen de VG-MZG registratie niet gecodeerd worden. Waarschijnlijk zien we daarom weinig tot geen verschillen in de pijnscore postoperatief.

In de geauditeerde patiëntendossiers krijgt het merendeel van de patiënten op d2 postoperatief de pijnmedicatie via orale weg toegediend en op d3 en 4 postoperatief is orale pijnmedicatie de enige toedieningsvorm.

Bij het plaatsen van een totale heupprothese is het belangrijk dat de kans op postoperatieve complicaties worden gereduceerd zoals een longembool ten gevolge van een diepe veneuze trombose en dislocatie van de heupprothese. Uit studies blijkt dat preoperatieve educatie een positieve invloed heeft op de mobiliteit/revalidatie [Brady e.a. (2000)](Hanucharurnkui en Vinya-nguag 1991).

In de geauditeerde ziekenhuizen waar een verpleegkundige deel uitmaakte van het auditteam werd bevraagd naar de dag waarop de patiënt de eerste stappen uit bed zet. Patiënten die preoperatieve patiënteneducatie hebben gehad zoals beschreven in het VG-MZG item S200 zetten op d1 postoperatief de eerste stappen uit bed en in mindere mate op de dag van de ingreep zelf. Ook patiënten die in de weken vooraf informatie hebben gekregen door de betrokken zorgverleners zetten op d1 postoperatief de eerste stappen uit bed en in mindere mate op de dag van de ingreep zelf.

Ook hier willen we benadrukken dat alle patiënten informatie omtrent de ingreep krijgen, dikwijls in de weken voorafgaand maar dat dit echter binnen de VG-MZG registratie niet gecodeerd kan worden. Waarschijnlijk zien we daarom weinig tot geen verschillen in het moment waarop de patiënt de eerste stappen uit bed zet.