22  Verbeterpunten

22.1 Implantaatkaart, Unieke IdentificatieCode (UDI) en Centraal Traceerbaarheidsregister

Communicatie met de patiënten is essentieel als we hun gezondheid beter willen beschermen. Daarom is het aanbevolen dat alle professionele zorgverleners hun patiënten zo veel mogelijk informeren over het traceerbaarheidssysteem van implantaten, ofwel via de fysieke implantaatkaart als die door de firma wordt afgeleverd, ofwel via de CTR-implantaatkaart.

Om deze laatste uit te geven, moeten alle ziekenhuizen voldoen aan hun verplichting om gegevens in het CTR in te voeren door een ziekenhuisspecifieke IT-connector te ontwikkelen om de gegevensstroom te automatiseren. Ter herinnering: uit de online bevraging blijkt dat slechts 59 % van de ondervraagde ziekenhuizen aan die verplichting voldoet.

22.2 Melden van incidenten aan het FAGG

We bevelen aan om voor het medisch personeel (in het bijzonder orthopedisch chirurgen) dat in contact komt met implantaten de informatie te verbeteren over:

  • de aangifteverplichting
  • de criteria van incidenten die in de aangifteverplichting resulteren
  • de aangifteprocedure bij het FAGG

Anderzijds is een van de opdrachten van het contactpunt materiovigilantie, zoals bepaald in het KB van 15 november 2017, om alle gebruikers binnen de zorginstelling te sensibiliseren.

22.3 Comité Medisch Materiaal

Een groot deel van de ziekenhuizen die hebben gereageerd op de online bevraging blijken niet te voldoen aan de opdrachten van het Comité Medisch Materiaal. Slechts iets meer dan een derde van hen publiceert een jaarverslag. Bovendien blijkt dat de meeste items die daarin aanwezig zouden moeten zijn (zie artikel 27 van het KB van 4 maart 1991), bij de publicatie ervan ontbreken.

De ziekenhuizen dienen te voldoen aan de wettelijke vereisten.

22.4 Antibioprofylaxie

We bevestigen dat de door ziekenhuizen gepubliceerde aanbevelingen worden opgevolgd, zowel wat betreft de keuze van het antibioticum als de timing van toediening (binnen 60 minuten na de incisie).

22.5 Thromboprofylaxie

Een ingreep voor een heupprothese is een operatie met een hoog risico op diepveneuze trombose, maar ook met een hoog risico op bloedingen, dus met beide aspecten moet rekening worden gehouden.

Aangezien de anticoagulantiabehandeling een van de factoren is die de tijd tussen de opname van de patiënt en de fractuuroperatie verlengen, bevelen we aan dat alle ziekenhuizen een schriftelijke procedure hebben voor het beheer van de anticoagulantiabehandeling (stoppen en hervatten) in zowel een geplande als spoedeisende context.

22.6 Patient Blood Management

Volgens de antwoorden op de onlinevragenlijst passen sommige Belgische ziekenhuizen al PBM-concepten toe, maar is er nog ruimte voor verbetering op de volgende gebieden:

  • Opstellen van een screeningsprocedure voor preoperatieve anemie (38 % van de ziekenhuizen heeft er geen voor de heupvervangende operaties). In het kader van een KCE-rapport (KCE Reports 280Bs) over de preoperatieve routineonderzoeken) wordt de heupvervangende operatie gedefinieerd als een grote of complexe ingreep. In deze context wordt een volledig bloedbeeld aanbevolen.
  • Opstellen van een procedure voor het behandelen van preoperatieve anemie (16 ziekenhuizen zeggen nooit te screenen op preoperatieve anemie en slechts 46 ziekenhuizen zeggen een schriftelijke procedure te hebben)
  • Harmonisering van de drempel voor verder uitwerken van de vastgestelde anemie (de drempel verschilt per ziekenhuis)
  • Harmonisering van de transfusiedrempel (de drempel verschilt per ziekenhuis)
  • Het opstellen van een transfusiebeleid voor ziekenhuizen en het informeren van zorgpersoneel over het bestaan ervan (9 van de 98 ondervraagde ziekenhuizen geven aan dat ze geen transfusiebeleid op ziekenhuisniveau hebben).

22.7 Tranexaminezuur

In de context van totale heupprothese voor arthrose raden we ziekenhuizen aan hun procedures voor het gebruik van tranexaminezuur te herzien. Gebaseerd op de antwoorden van ziekenhuizen en op facturatiegegevens, merken we op dat deze molecule onderbenut wordt bij deze indicatie. De toediening van tranexaminezuur heeft een significante impact op de verblijfsduur (-3,57 %). Als het ziekenhuis het gebruik van tranexaminezuur aanbeveelt via een procedure, is de kans op een bloedtransfusie significant lager.