Statistieken over primaire arbeidsongeschiktheid bij zelfstandigen in 2015
Deze statistieken gaan over zelfstandigen die zich minder dan 1 jaar in arbeidsongeschiktheid bevinden (“periode van primaire arbeidsongeschiktheid”).
Als een persoon na één jaar nog altijd arbeidsongeschikt erkend is, zal hij intreden in de “periode van invaliditeit”. De cijfers op deze pagina hebben geen betrekking op de personen erkend als invalide.
Op deze pagina:
Aantal zelfstandige gerechtigden in primaire arbeidsongeschiktheid
Het aantal primaire uitkeringsgerechtigden (PUG) stemt overeen met het aantal gerechtigden verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid, verminderd met het aantal invaliden. Concreet gaat het over de actieve werknemers, de werklozen, de werknemers in de periode van het gewaarborgde loon en de gerechtigden erkend in de periode van primaire arbeidsongeschiktheid.
Elke toename van deze populatie kan een stijging van het aantal gevallen in primaire arbeidsongeschiktheid en van het aantal erkende invaliden tot gevolg hebben.
De analyse van het aantal primaire uitkeringsgerechtigden kan bijgevolg belangrijk blijken om de evoluties te verklaren die in de statistieken over de primaire arbeidsongeschiktheid en de invaliditeit worden vastgesteld.
Sinds 2011 is het aantal verzekerden jaar na jaar zeer licht gestegen, met een meer uitgesproken stijging in 2015. Deze stijgende trend vertaalt zich hoofdzakelijk in een toename van het aantal vrouwelijke gerechtigden, wat verklaard kan worden door factoren zoals:
- De stijgende participatiegraad van vrouwen op de arbeidsmarkt
- Het optrekken van de pensioensleeftijd voor vrouwen: hoe ouder een uitkeringsgerechtigde, hoe groter het risico om in te treden in arbeidsongeschiktheid
- De vergrijzing van de bevolking.taux de participation croissant des femmes au marché du travail
Aantal zelfstandige gerechtigden in primaire arbeidsongeschiktheid - Evolutie 2011-2015
Aantal uitkeringsdagen in primaire arbeidsongeschiktheid, uitgekeerde bedragen en gemiddelde dagelijkse uitkering
Tussen 2011 en 2015 lag de jaarlijkse toename van de uitgekeerde bedragen systematisch hoger dan de toename van het aantal uitkeringsdagen. Het verschil tussen de evolutie van het aantal uitkeringsdagen en die van de uitgekeerde bedragen kan verklaard worden door verschillende factoren:
- De opeenvolgende verhogingen van de gemiddelde dagelijkse uitkering
In het regime van de zelfstandigen worden de gerechtigden niet vergoed op basis van het inkomen dat ze voor de aanvang van hun periode van ongeschiktheid ontvingen, maar op basis van forfaitaire dagelijkse bedragen.
In de periode van primaire ongeschiktheid zijn deze forfaitaire bedragen afhankelijk van de gezinslast van de gerechtigde (met gezinslast, alleenstaande of samenwonende).
De vergelijking van de gemiddelde dagelijkse uitkering van 2015 met de voorgaande jaren is niet vanzelfsprekend. De oorzaak hiervan is een nieuwe, meer verfijnde berekeningsmethode die voor het eerst gebruikt is voor de gegevens van 2015, met als gevolg daarvan een nieuwe manier om de gemiddelde uitkering te berekenen.
In een rechtstreekse vergelijking met 2014 is de globale gemiddelde uitkering in 2015 (die 39,25 EUR bedraagt) met 0,16% gedaald, terwijl de herwaarderingsmaatregelen voor de forfaitaire bedragen in april en september 2015 van kracht geworden zijn. Ook is er in 2015 geen enkele aanpassing van de sociale voordelen aan de gezondheidsindex (indexatie) voorgekomen.
De vastgestelde vermindering in 2015 is toe te wijzen aan het feit dat de gemiddelde dagelijkse uitkering berekend is op basis van een nieuwe verfijnde stroom.
- De dagelijkse forfaitaire bedragen kunnen in bepaalde gevallen verminderd worden, hetzij ten gevolge van een cumul met een andere bron van inkomsten (bijvoorbeeld de rentes van gemeen recht) hetzij door een hervatting van de activiteit met toestemming van de adviserend arts. De aldus verminderende bedragen kunnen variëren van jaar tot jaar.
- De verhouding van gerechtigden met gezinslast, alleenstaanden of samenwonenden kan eveneens variëren van jaar tot jaar, wat een invloed kan hebben op de globale gemiddelde uitkering.
Aantal perioden van primaire arbeidsongeschiktheid en hun duurtijd
Enkele elementen voor een beter begrip van de gegevens in deze tabellen en grafieken:
- Deze cijfers hebben enkel betrekking op de perioden van arbeidsongeschiktheid die beëindigd werd in de loop van elk van de bestudeerde jaren.
- Deze cijfers bevatten niet de arbeidsongeschiktheden waarvoor de duur van ongeschiktheid de carensperiode van 1 maand niet overschrijdt, en die m.a.w. niet ten laste vallen van de uitkeringsverzekering. Als de ongeschiktheid echter verder loopt dan de carensperiode, dan zal het geval geregistreerd worden voor de totale duur van de ongeschiktheid.
- De periode tussen 338 en 365 dagen bevat hoofdzakelijk de perioden van ongeschiktheid die 1 jaar ongeschiktheid hebben bereikt, en die naar alle waarschijnlijkheid in invaliditeit zullen intreden.
In iets meer dan 1 op 10 gevallen (11,03%) bedraagt de duur van de ongeschiktheid 71 tot 98 dagen.
Vervolgens neemt het aantal gevallen stelselmatig af naarmate dat de duur van de ongeschiktheid toeneemt. De enige uitzondering hierop wordt gevormd door de laatste categorie van de duur van arbeidsongeschiktheid: in ongeveer een derde van de gevallen (33,45%) duurt de ongeschiktheid tussen 338 en 365 dagen. Het betreft hier de gerechtigden waarvan de duur van ongeschiktheid 1 jaar heeft bereikt en die naar alle waarschijnlijkheid hun tweede jaar van ongeschiktheid zullen aanvatten, zijnde de periode van invaliditeit.
Contacten
Dienst uitkeringen - Directie financiën en statistieken
Tel: +32(0)2 739 76 83
E-mail: finstat@riziv-inami.fgov.be